Bourdrez’s foto van zijn Fischer-aardewerk.

In 2015 verwierf het Rijksmuseum een serie neolithische Chinese potten van de kinderen van de Nederlandse François Joseph Martial Bourdrez (1901-1939) (afb. 1-3). Het zijn voorbeelden van de vroegste keramiek die in China is vervaardigd. De potten waren al sinds 1961 in bruikleen aan het museum en werden nu formeel overgedragen.

In 1936 kocht Bourdrez de potten in China, waar hij enkele jaren doorbracht voor zijn werk als ingenieur voor de League of Nations, een voorloper van de Verenigde Naties in China.1 Het verhaal geeft een interessante kijk in een bewogen periode van het land. Bourdrez leidde in China een groot project ter verbetering van de infrastructuur en vooral van het waterbeheer. Overstromingen eisten in deze periode nog vrijwel jaarlijks duizenden slachtoffers. In het rampjaar 1931 kwamen bij de overstroming van de Yangtze 400.000 mensen om het leven en bij de Gele Rivier zelfs vier miljoen. Bourdrez en zijn team werkten samen met Chinese deskundigen. Door het combineren van Chinese en Westerse kennis wisten zij grote successen te boeken. Het waren vaak enorme projecten waaraan grote aantallen mensen werkten (afb. 4). De uitvoering stond met enige regelmaat onder druk vanwege de dreigende overstromingen.

  • 1R. Boot, François Bourdrez; a struggle against mighty rivers 1901-1939, Peking, 2005.

De geopolitieke situatie in China was in de jaren dat Bourdrez daar werkte bijzonder turbulent. De Guomindang (KMT), geleid door Chiang Kai-shek, was aan de macht en werd internationaal erkend, maar de problemen waren groot: de snel opkomende communistische partij vormde een geduchte tegenstander en de Japanse dreiging nam steeds verder toe. De Japanse overmacht zorgde ervoor dat de Chinese partijen vanaf 1936 gedeeltelijk samenwerkten om de gezamenlijk vijand te kunnen weerstaan. Een jaar later werd de KMT-regering gedwongen zich naar het meer zuidwestelijk gelegen Sichuan terug te trekken, waar Chongqing de tijdelijke hoofdstad werd. Bourdrez werd in 1939 door de KMT opgedragen de bevaarbaarheid van de Yangtze bij Chongqing te onderzoeken, deze rivier was namelijk belangrijk voor de aanvoer van munitie (afb. 5). Helaas zorgden een slechte boot en onervaren bemanning ervoor dat deze expeditie noodlottig afliep: op 10 mei 1939 verdronk Bourdrez nadat de boot tegen een rots voer en in tweeën brak, zijn lichaam werd pas drie weken later gevonden. De staatsbegrafenis drukte de waardering van de Chinese overheid uit voor het vele werk dat hij had gedaan. In Hanoi liet Bourdrez zijn vrouw en twee jonge kinderen achter. Een droevig einde van een zeer dynamisch bestaan.

Tijdens zijn werk in China reisde Bourdrez veel door het land en kwam hij op minder bekende en toegankelijke plekken terecht. Correspondentie met zijn Zwitserse vrouw Elisabeth von Meyenburgh (1905-1961) en andere familieleden, en een uitgebreide collectie foto’s geven hiervan een beeld.1 Vanzelfsprekend zijn waterwerken (en in de modder vastgeraakte auto’s) vaak het onderwerp, maar hij had ook oog voor natuurschoon, architectuur en straatscènes. Uit Bourdrez’ werkwijze – zijn serieuze waardering voor traditionele Chinese methodes om de rivieren te beheersen – blijkt een oprechte belangstelling voor China. Hetzelfde geldt voor de brieven en foto’s. Aanwijzingen voor een grote interesse voor Chinese kunst of voor het verzamelen daarvan is uit de correspondentie echter niet gebleken. Eenmaal schreef hij aan zijn vrouw dat hij Chinese handelaren had laten komen om enige afleiding te bieden aan de Europese leden van het team waarmee hij op dat moment werkte. ‘Ik laat een antiquair komen met zijn spullen. Dat geeft ze wat afleiding.’2 Uit de manier waarop hij dit schrijft, lijkt verzamelen vrij ver van hem af te staan.

  • 1Nationaal Archief, Den Haag, Collectie 567 Bourdrez, toegansnummer 2.21.287, en de website https://www.francoisbourdrez.org/
  • 2‘Je fais venir un antiquaire avec des curios. Ca leur donne une distraction’. Nationaal Archief, idem, inv.nr. 47, brief  van Bourdrez aan zijn vrouw, Kaifeng 22 januari 1935.

Des te bijzonderder is het dat hij op 20 juni 1936 aan zijn vrouw schrijft dat hij in Lanzhou, hoofdstad van de provincie Gansu, is gearriveerd en zal proberen om exemplaren van het – dan nog maar kort bekende – vroege Chinese aardewerk te kopen: ’Vanmiddag had ik even een uurtje vrij om een begin te maken met het zoeken van de beroemde ‘Fischer-potten’. Misschien vind ik wel wat.’1 Meteen al in de volgende brief meldt hij dat het gelukt is. ‘Ik ben goed bevriend met een Duitse priester van de katholieke missiepost, een prachtkerel die, met pistool op zak, door heel Centraal-Azië heeft gereisd. Hij bouwt huizen, ziekenhuizen en kerken voor de missie; nu is hij bezig met en heuse kathedraal voor zijn God. Dat doet hij met een groep werklieden uit Kansu, onmogelijke, luie en lompe mannen, maar toch lukt het hem. Dankzij hem kan ik je 2 grote en 4 kleine stukken ‘Fischer-aardewerk’ aanbieden. Het zijn geen museumstukken, maar ze hebben een mooie vorm en de kleur is niet helemaal verdwenen. Ze zijn wel 4000 tot 5000 jaar oud.’2 Anderhalve maand later schrijft hij over deze aankoop aan zijn moeder: ‘Ik sluit hierbij voor de curiositeit een foto in die ik nam van een stel oude voorhistorische potten die ik van een zendeling in het binnenland van Kansu (Mongolië) kreeg (afb. 6). Ze worden toegeschreven aan volksstammen, die ongeveer 5000 jaar geleden daar leefden en misschien de stamvaders van het tegenwoordige Chineesche ras waren; ze zijn van vrij bros aardewerk, met prachtige “Grieksche” kleuren beschilderd en dienden o.a. voor bijzetten van de asch der verbrandde gestorvenen.3

  • 1’C’est après midi j’ai une heure libre pour commencer mes récherches sur les fameux pots de man(…) Fischer. Peutêtre je trouverais quelqechose’. Nationaal Archief, idem, brief van Bourdrez aan zijn vrouw, Lanzhou 20 juni 1936.
  • 2‘Je suis de grands amis avec un père allemand de la mission catholique, un type magnifique qu’a voyagé partout dans l’Asie Centrale, revolver dans la poche; il bâtit les maisons, hopitaux & églises pour la mission ici; il est en train de construire un vrai cathédrale pour son Dieu, avec une bande de travailleurs de Kansu, des types impossibles, paresseux et bêtes, mais il réussit (…). Grâce à lui je puis mettre à tes pieds 2 grandes et 4 petites pièces de potterie à la manière Fischer. Ce ne sont pas des pièces de musée, mais les formes sont belles, les couleurs pas tout à fait disparues et enfin, elles ont 4000 – 5000 ans.’ Nationaal Archief, idem, brief van Bourdrez aan zijn vrouw Lanzhou, 29 juni 1936
  • 3Nationaal Archief, idem Inv.nr. 46, brief van Bourdrez aan zijn moeder, 14 augustus 1936

In zijn brieven noemt Bourdrez dit aardewerk ‘à la manière Fischer’. Zeer waarschijnlijk verwijst hij met die opmerking naar het boek Die Kunst Indiens, Chinas und Japans (Propyläen Kunstgeschichte IV) van Otto Fischer, gepubliceerd in 1928. Het eerste archeologische onderzoek in deze regio van China was in 1923-24 verricht door de Zweed Johan Gunnar Andersson (1874-1960) en in vaktijdschriften gepubliceerd1 Het boek van Fischer was het eerste boek geschreven voor een groter publiek waarin dit aardewerk werd besproken en afgebeeld. Bij het hoofdstuk over China is een vergelijkbare vaas als die van Bourdrez het eerst object wat wordt afgebeeld. Het moet in die periode iets fascinerends en geheel nieuws zijn geweest voor Europeanen en Amerikanen, die vooral gewend waren aan het typische Chinese (export)porselein.

Zoals hierboven vermeld, schrijft Bourdrez dat hij zijn stukken kocht van een Duitse missionaris die werkte aan de bouw van een kerk. In zijn fotoboeken is een foto van een katholieke kerk in aanbouw te vinden met daarvoor staand een missionaris. ‘Vater Sänger’ staat er in potlood bij – hoogstwaarschijnlijk de leverancier van het aardewerk. De katholieke missie in Lanzhou blijkt een niet onaanzienlijke rol te hebben gespeeld in het verzamelen van Chinees archeologisch materiaal van vroege culturen. In een publicatie uit 1948 van W.C. Pei en Jos Eierhoff wordt de collectie beschreven die de missie op dit terrein had aangelegd.2 Hierin schrijven zij ook dat Theodor Buddenbrock (1878-1959), de bisschop van Lanzhou, opdracht had gegeven aan missionarissen gestationeerd op verschillende posten om voor de archeoloog Andersson dit type aardewerk te verzamelen. Hij betaalde goed, wat ertoe leidde dat boeren en handelaren er wel markt inzagen en ongedecoreerde potten met fraaie patronen beschilderden of afgesleten decoraties ‘verbeterden’. Ook toen Andersson zijn werk had afgerond, bleven de potten uit de grond komen. Het was voor Bourdrez waarschijnlijk eenvoudig uit deze voorraad een keuze te maken. Het is hem gelukkig gelukt om de ‘verfraaide’ stukken links te laten liggen. Zijn stukken vertonen – hoe kan het ook anders – grote gelijkenis met de stukken die afgebeeld zijn in het artikel van Pei en Eierhoff.

Het vervoer van de voorwerpen had nog wat voeten in de aarde. Bourdrez en zijn team reisden per klein vliegtuig. Nu de potten mee terug moesten was er voor Bourdrez’ bagage geen plaats meer. Eén van de Chinese ingenieurs moest met bagage over land terug. In de brief aan zijn moeder beschreef Bourdrez hierover: ‘Ik liet ze dik in watten en jute pakken en kreeg ze heelhuids in het vliegtuig Lanchow-Nanking. Ik moest er mijn bagage aan opofferen, vanwege de vele plaats die het innam. Die bagage is later met een Chineesche ingenieur over de gewone weg, later spoorweg, nagekomen, dat heeft 2 weken gekost, tegen 7 uur per vliegtuig. Buiten Kansu zijn die potten geweldig zeldzaam, ik kreeg al een bod van S 100,- voor de grote pot.’3 Nadat de voorwerpen uit de collectie van Bourdrez in 1961 in bruikleen werden gegeven aan het Rijksmuseum, kregen ze een plaats in de vaste opstelling.4 Gedurende vele jaren werden ze daar samen getoond met Ban Chiang aardewerk uit Noord-Thailand met het doel opvallende overeenkomsten te laten zien tussen geografisch ver van elkaar verwijderde culturen. In de huidige opstelling van het Aziatisch paviljoen is een selectie van de objecten te zien.  

  • 1J.G. Andersson, ‘An Early Chinese Culture’, Bulletin of the Geological Survey of China 5/1 (1923), pp. 1-68; Ibidem, ‘Preliminary Report on Archaeological Research in Kansu’, Memoirs of the Geological Survey Of China. Series A no. 5 (1925); T.J. Arne, Painted Stone Age Pottery from the Province of Honan, China (Palaeontologia Sinica Series D, Vol. 1 Fascicle 2), Peking, 1925.
  • 2W.C. Pei en Jos. Eierhoff, ‘On a collection of prehistoric pottery at the Catholic Mission in Lanchow, Kansu’, Monumenta Serica 13 (1948), pp. 376-384.
  • 3Nationaal Archief, idem, Inv.nr. 46, brief van Bourdrez aan zijn moeder, 14 augustus 1936.
  • 4Inventaris nummers van de betreffende objecten: AK-RAK-2015-3-1 t/m -6.