Kom gemaakt van porselein met onderglazuur koperrode beschildering, China

Aardewerk, steengoed, en porselein zijn verschillende typen keramiek. De term keramiek behelst alle objecten die worden gevormd van natte klei en hard worden gemaakt door ze te bakken in een oven. Verschillen in samenstelling van het materiaal en de bakomstandigheden leiden tot verschillende soorten eindproducten.

Op basis van bestanddelen van de klei en hun baktemperaturen worden drie categorieën keramiek onderscheiden: aardewerk, steengoed en porselein. Over het algemeen geldt dat hoe hoger de baktemperatuur, hoe minder poreus (en dus vochtdoorlatend) en des te sterker het eindproduct. Maar niet elk kleimengsel is geschikt voor dezelfde baktemperatuur.

Aardewerk heeft een poreuze (waterdoorlatende) ‘scherf’, die vaak bruin, rood of geelachtig van kleur is. Het wordt gebakken op een temperatuur tussen de 800°C -1100°C. s ’Werelds oudste keramische objecten - zoals Neolitische voorraadpotten (afb. 1) – zijn van aardewerk, waarbij klei werd gebakken in relatief eenvoudige ovens of zelfs op open vuur. 

Steengoed is veel steviger en compacter dan aardewerk en nauwelijks poreus. Het wordt gebakken op een temperatuur tussen de 1200°C - 1300°C. Theepotten uit Yixing zijn een bekend voorbeeld van steengoed.

Porselein is non-poreus: als een porseleinen object breekt kun je de scherven weer naadloos aan elkaar plakken. De grondstoffen die het materiaal vormen (porseleinsteen en kaolien - zie hieronder) worden op een buitengewoon hoge temperatuur (tussen 1200°C - 1450°C) gebakken waardoor ze verglazen (versmelten tot een glasachtige substantie). De scherf is hard, dun, wit, en lichtdoorschijnend. Ook geeft het een heldere klank wanneer er tegenaan getikt wordt – er zijn zelfs klokkenspelen van porselein (afb. 2) gemaakt. 

Het onderscheid tussen steengoed en porselein wordt hoofdzakelijk toegepast  in het Westen. In China worden er maar twee soorten keramiek onderscheiden: ci 瓷 (hooggebakken = steengoed & porselein) en tao 陶 (laaggebakken = aardewerk). Porselein – dat volgens de westerse definitie licht doorschijnend zou moeten zijn – is het resultaat van een eeuwenlange technologische ontwikkeling en daarom wordt in westerse publicaties soms ook nog wel de term ‘porseleinachtig steengoed’ toegepast om grensgevallen te beschrijven. 

Het eerste porselein werd in China geproduceerd rond de zevende eeuw n. Chr. (afhankelijk van welke definitie wordt gehanteerd). In de twaalfde eeuw kon men ook in Korea porselein maken, vanaf de zeventiende eeuw in Japan, en in de achttiende eeuw in Europa. Door de eeuwen heen werden er in talloze plekken wereldwijd pogingen gedaan om porselein na te bootsen, maar door gebrek aan (en kennis van) de essentiële grondstoffen (porseleinsteen en kaolien) waren dit keramieksoorten die  niet dezelfde kwaliteiten als porselein hadden. Het bekende Delfts blauw is bijvoorbeeld aardewerk waar een laag witte tinglazuur overheen werd aangebracht om het meer op het witte, glasachtige porselein te laten lijken.

Variabelen die invloed hebben op het eindproduct 

1) Klei 

De soort klei (de scheikundige samenstelling ervan) bepaalt wat je ermee kunt doen: of je grote of kleine voorwerpen kunt vormen, of het een dikke of dunne wand heeft, wat voor kleur de ‘scherf’ (het kleilichaam) heeft, op welke temperatuur je het kunt bakken, en wat voor soort glazuur je erop kunt aanbrengen. 

Het verschil tussen modder en klei zit in de werkbaarheid of ‘plasticiteit’ ervan. In tegenstelling tot zand of modder heeft klei de specifieke eigenschap die vereist is voor het maken van keramiek, namelijk dat je het kunt vormen en dat die vorm behouden blijft tijdens het bakken. 

Preparatie en plasticiteit

Voor het maken van keramiek wordt de klei vaak eerst goed gewassen, gezeefd en gekneed: het moet een homogene massa zijn zonder onzuiverheden en luchtbellen anders kan dit zorgen voor afwijkingen tijdens het bakken. De ideale klei is een combinatie van plastische en non-plastische klei: plastisch zodat het flexibel genoeg is om te vormen, non-plastisch zodat het stevig genoeg is om in de oven haar vorm te behouden. Klei kan gemengd worden om een bepaalde mate van plasticiteit te creëren die ideaal is voor het te fabriceren eindproduct. Een goed voorbeeld is het mengen van porseleinsteen met de witte, plastische kleisoort genaamd kaolien, wat vooral rondom de Zuid-Chinese stad Jingdezhen - dat rijk was aan deze grondstoffen - gebeurde om porselein te produceren. Porseleinsteen - ookwel petuntse (een verbastering van baidunzi 白墩子 wat zoiets als ‘witte bakstenen’ betekent) genoemd - is net als kaolien (ook wel porseleinklei genoemd) ontstaan uit verweerd graniet. Ze hebben dus dezelfde oorsprong, maar bestaan uit een net iets andere combinatie van mineralen. Daardoor is porseleinsteen niet zo plastisch als porseleinklei, maar door de klei bij de vermalen steen te voegen, kan het plastischer gemaakt worden. Voor figuren die in Dehua (afb. 3) worden gemaakt (zogenaamd blanc de chine) wordt daarentegen klei gebruikt die alleen uit porseleinsteen bestaat, en daardoor relatief non-plastisch is. Het is dus moeilijk om er iets mee te vormen - op een pottenbakkerswiel zou je er alleen een klein dikwandig potje mee kunnen maken - maar het behoudt wel heel goed haar vorm en zal dus niet inzakken tijdens het bakken). Daardoor is zulke klei ideaal om in drukmallen gedetailleerde vormen te maken, zoals de handen met dunne vingers die te zien zijn op de blanc de chine figuren. Grote vazen, potten en schalen van porselein konden pas gemaakt worden vanaf de veertiende eeuw, toen men overging van het ‘mono-recept’ (klei bestaande uit alleen porseleinsteen) naar een ‘duaal-recept’ (een combinatie van porseleinsteen en porseleinklei/kaolien): hierdoor werd de klei plastisch genoeg om veel grotere objecten te maken. 

2) Baktemperatuur

Het bakken zorgt voor de transformatie van klei naar keramiek: al het water verdwijnt uit de klei en de kleimineralen fuseren. Bepaalde soorten klei zoals kaolien (porseleinklei) kunnen op een hele hoge temperatuur gebakken worden (c. 1400 graden Celsius), zodat het zelfs verglaast. Deze glasachtige structuur is kenmerkend voor porselein en onderscheidt het van aardewerk en steengoed.

Hoe snel de oven opwarmt en afkoelt heeft ook invloed op wat voor keramiek je ermee kunt maken. Celadon (afb. 4)(steengoed met een groenig glazuur) moest bijvoorbeeld in zogenaamde tunnelovens worden gemaakt, omdat deze in korte tijd konden opwarmen en weer afkoelen zodat het glazuur haar kenmerkende groenige kleur kreeg.

De baktemperatuur bepaalt ook wat voor soort pigmenten je kunt gebruiken. Kobalt en koper kunnen bijvoorbeeld op hoge temperaturen worden gebakken en zijn daardoor geschikt voor onderglazuur decoratie (afb. 5) op porselein (want dan kan alles in één keer tot 1400 graden gebakken worden). Andere pigmenten branden bij zulke hoge temperaturen weg. In het geval van porselein kan je dergelijke pigmenten daarom pas na de eerste bakgang (op 1400 graden) aanbrengen. Dit wordt dan als overglazuur decoratie aangebracht, waarna het object nog een keer gebakken moet worden op een lagere temperatuur die het pigment wel aan kan. 

3) Bakatmosfeer

De bakatmosfeer is afhankelijk van de hoeveelheid zuurstof in de lucht binnenin de oven. Er zijn drie soorten atmosferen: reducerend, neutraal of oxiderend. Als er veel lucht in de oven is, is er veel zuurstof en spreek je van een oxiderende atmosfeer. Maar als de lucht niet goed circuleert wordt het vuur rokerig en is er weinig zuurstof in de lucht en spreek je van een reducerende atmosfeer. De atmosfeer heeft invloed op de kleur en de hardheid van det keramiek en de glazuurlaag en het is dus belangrijk om controle uit te kunnen oefenen op de atmosfeer. 

Glazuur

Glazuur is eigenlijk een dun laagje glas. Het hoofdbestanddeel van glas is silica.  Het smeltpunt van silica ligt veel hoger dan de temperatuur van de oven en dus moet er een zogenaamde flux aan het glazuurrecept worden toegevoegd om het smeltpunt te verlagen. De verschillende glazuren zijn genoemd naar het type flux dat ervoor is gebruikt, zoals loodglazuur, alkalische kalkglazuur, en porselein glazuur (waarvoor porseleinsteen is gebruikt). De samenstelling van het glazuur heeft invloed op de kleur die het glazuur kan hebben, de structuur (bijvoorbeeld olieachtig, suikerachtig etc.) en op welke temperatuur het gebakken kan worden. 

Glazuur kan gekleurd worden door middel van pigmenten, maar wat voor kleur deze pigmenten uiteindelijk worden na het bakken hangt af van de bakatmosfeer. IJzer pigmenten produceren bijvoorbeeld koelere kleuren bij reductie en warmere kleuren bij oxidatie. Zo is de kenmerkende lichtblauwe kleur van zogenaamd qingbai porselein (afb. 6) het resultaat van de reducerende atmosfeer waarin het ijzerhoudende glazuur gebakken wordt. 

Tijdens het bakken van geglazuurd keramiek is het belangrijk dat er geen as of andere viezigheid in het glazuur kan komen en erin vast kan plakken. Daarom werden objecten in de oven in beschermende cassettes geplaatst (dit is tegenwoordig in gasovens niet meer nodig). Deze cassettes zijn ook handig om objecten op elkaar te stapelen zodat de oven zo efficiënt mogelijk gevuld kan worden. Om te zorgen dat het object niet aan de bodem van de cassette of de oven plakt, kunnen ovenhulpstukken gebruikt worden, zoals proenen.  Proenen laten proenmerken (afb. 7) achter in het glazuur. Je kunt objecten ook direct op de voetring of buitenste rand (mouth rim) bakken, maar dan moet deze ongeglazuurd blijven. Soms voegde men dan na het bakken  een metalen (meestal koperen) band (afb. 8) toe aan de buitenste rand om het ongeglazuurde gedeelte te verhullen. 

4) Decoratietechniek 

Er zijn verschillende manieren van decoreren die in belangrijke mate bepalen hoe een object er uiteindelijk uitziet. Veel decoratie technieken die vóór het glazuren worden aangebracht zorgen voor een vorm van reliëf. Dit reliëf kan worden benadrukt door de glazuurlaag [zie ook afb. 7 hierboven]. De glazuurlaag wordt dikker en dus donkerder daar waar er dieper in de klei is gesneden en dunner daar waar de klei is opgehoogd. Reliëf kan worden aangebracht door inkerven (in de gedroogde, leerharde klei), met een drukmal, met slip, of met appliqué. Verder kunnen er vóór het glazuren  met pigment schilderingen worden aangebracht, wat resulteert in onderglazuur decoraties. Zoals eerder aangegeven, kunnen op porselein vanwege de hoge baktemperatuur alleen de pigmenten kobalt, koper en ijzer als onderglazuur decoraties gebruikt worden. Omdat koper en ijzer minder voorspelbaar reageerden werd bij voorkeur kobalt gebruikt, wat blauw wordt na het bakken. Daarom is het overgrote deel van onderglazuur porselein blauw-wit. 

Er kunnen ook decoraties in het glazuur (afb. 9) worden aangebracht, bijvoorbeeld door koperoxide op het nog ongebakken glazuur te sprenkelen. Een ander voorbeeld zijn papierknipsels en boombladeren (afb. 10) die in het glazuur worden gelegd. Deze branden tijdens het bakproces weg, maar laten wel een spoor (als een soort röntgenfoto) achter in het glazuur. De glazuurlaag zelf kan ook de decoratie zijn, zoals monochroom gekleurd glazuur. Maar ook bepaalde manipulaties van glazuur: bijvoorbeeld door het glazuur op een iets lagere temperatuur dan het smeltpunt te bakken, zodat het net niet helemaal smelt en zo een olieachtige look creëert.

Nadat het geglazuurde object gebakken is, kan er nog overglazuur (afb. 11) (ook wel ‘opglazuur’/emaille) decoratie worden aangebracht. Afhankelijk van de pigmenten/samenstelling moet dit dan nog meerdere malen gebakken worden, omdat niet elk pigment dezelfde oventemperatuur aan kan. 

Als de kleisamenstelling niet goed bij de samenstelling van het glazuur past heb je geen goede ‘glaze fit’. Het kleilichaam en het glazuur kunnen dan op een verschillend tempo krimpen en uitzetten tijdens het bakken waardoor scheurtjes in het glazuur ontstaan en het kan afbladderen. Soms wordt er juist ingespeeld op deze afwijkende ‘glaze fit’, bijvoorbeeld om met barstjes een craquelé effect (afb. 12) te bereiken. 

Het maakproces

De volgorde van het maakproces van porseleinen objecten bestaat over het algemeen uit de volgende stappen:

  • Klei prepareren (delven, wassen, zeven, kneden)
  • Klei vormen (wiel, mal, hand)
  • Onderglazuur decoratie (schilderen of reliëf)
  • Glazuren
  • Bakken
  • Overglazuur decoratie
  • Nogmaals bakken

De dikgedrukte stappen zijn essentieel, de anderen optioneel. Voor aardewerk en steengoed zijn de stappen vergelijkbaar, al kan de volgorde soms net wat anders zijn - omdat de samenstelling van het materiaal zo anders is. Als klei ongeglazuurd gebakken wordt spreek je van ‘biscuit’.

Het maken van keramiek is een proces van trial and error. Bij elke bakgang kan er iets mis gaan en kleine wijzigingen in de receptuur van de klei of het glazuur kunnen grote gevolgen hebben. Bakfouten komen dan ook veelvuldig voor en wie door het ovengebied van Jingdezhen loopt zal dan ook het gekletter horen van de vele misbaksels die kapot worden gegooid. Als we ons bewust zijn van al die factoren die invloed hebben op het eindproduct - en alle risico’s op mislukking -  kunnen we de stukken keramiek die succesvol uit de oven zijn gekomen met des te meer bewondering appreciëren. 

Literatuur

Kerr, Rose & Nigel Wood, Ceramic Technology, vol. 5, part 12, of Science and Civilisation in China, Cambridge, 2004.

Medley, Margaret The Chinese Potter, a Practical History of Chinese Ceramics. Phaidon, Oxford, 1976. 

Pierson, Stacey, Earth, Fire and Water: Chinese Ceramic Technology, A Handbook for Non-specialists. Percival David Foundation, London, 1996.

Vainker, Shelagh, Chinese Pottery and Porcelain - From Prehistory to the Present. British Museum Press, 1991. 

Wood, Nigel, Chinese Glazes: Their Origins, Chemistry, and Recreation, Philadelphia, 1999.