A high kraak-type bowl from the Witte Leeuw shipwreck, Jingdezhen, China, early 17th century, diam. 12.5 cm, porcelain, Rijksmuseum Amsterdam, NG-1978-127-7755-W

De Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) werd in 1602 opgericht met als doel peper en specerijen te kopen in de Aziatische regio’s. Porselein was in het begin van de zeventiende eeuw in de meeste Europese landen een schaars luxegoed, maar al snel werd het gewild waardoor er mooie veilingwinsten behaald konden worden. Steeds vaker bevatten retourvrachten met handelswaar uit Azië ook Chinees porselein. Aanvankelijk plaatsten de VOC-bestuurders geen speciale bestellingen voor porselein en koopmannen kochten wat zij maar konden vinden in de handelsposten van Patani aan de oostkust van het Maleisisch schiereiland en Bantam helemaal in het noorden van Java, Indonesië.

Geschat wordt dat er tussen 1604 en 1657 zo’n drie miljoen stuks porselein naar Holland zijn verscheept. Vanaf 1615 bestelden de bestuurders van de VOC nog niet eerder verzochte vormen, zoals flessen en ‘mooie bloempotten’. Een nieuwe instructie werd gegeven: de decoratie zou niet helemaal wit maar alles met blauw beschilderd moeten zijn (geen wit maer alle geschildert blaew werck). Tussen 1634 en circa 1644 (het einde van de Ming-dynastie) vervoerden Chinese jonks regelmatig ladingen met handelswaar (voornamelijk suiker en keramiek) van Fuzhou en Xiamen naar Fort Zeelandia op Formosa (Taiwan). De hoeveelheid Chinese keramiek die toen door de VOC werd aangekocht was ongekend. In 1638 bijvoorbeeld bedroeg de voorraad in Fort Zeelandia 890.328 stuks. Vrachten werden eerst naar Batavia gebracht waar zij werden overgeladen naar retourvloten naar Nederland of vanwaar zij direct naar de Midden-Oosterse havens van Mocha en Gamron werden gevaren met speciaal voor die markten besteld porselein.1 De staten van de schepen geven de hoeveelheden en types porselein aan zoals borden, schalen, koppen en kommen, maar maken deze niet zichtbaar. Alleen door middel van de geborgen ladingen kunnen we de types die naar Europa werden geïmporteerd identificeren. Naast verscheidene Portugese en Spaanse scheepswrakken, is er ook keramiek uit drie vroegzeventiende-eeuwse VOC-scheepswrakken geanalyseerd: de Mauritius, de Witte Leeuw en de Banda.

  • 1Mocha bevond zich in het hedendaagse Jemen op de punt van het Arabisch schiereiland. De haven van Gamron was gesitueerd in het huidige Bandar-e ‘Abbas in de Perzische Golf.

De Mauritius is in 1609 gezonken in een storm voor de kust van Kaap Lopez in de Golf van Guinee, op de terugtocht vanuit Azië met een lading peper, zink en slechts een kleine hoeveelheid porselein, waarschijnlijk een privé-aankoop. Het wrak is in 1985 geborgen door Michel L’Hour en Luc Long van DRASSM. Van de 215 stukken zijn er circa 165 van het ‘kraak’ type (afb. 1) en verder zijn er enkele bijzondere schotels en kommen op hoge voet.

Het eerste geborgen VOC-scheepswrak dat een behoorlijke hoeveelheid porselein bevatte is de Witte Leeuw, een van de vier schepen van de retourvloot van Bantam naar Holland in 1613. Tijdens een stop voor vers water en goederen op het eiland Sint-Helena stuitte de vloot op enkele Portugese schepen. In het daaropvolgende gevecht ontplofte een van de kanonnen op de Witte Leeuw waardoor het schip zonk. Maritiem archeoloog Robert Sténuit van het Belgische bergingsbedrijf GRASP ontdekte het wrak in 1976. Naast de 290 intacte stukken wijzen de 200-300 kilo scherven van identieke types en vormen op een bulklading. In de inventarislijst van de Witte Leeuw is echter geen porselein opgenomen. Dit is opmerkelijk gezien de meestal zo nauwkeurige administratie van de VOC. In de staten van de Vlissingen, een ander schip uit dezelfde vloot als de Witte Leeuw, staan 38.641 stukken porselein genoteerd, en het is goed mogelijk dat voor vertrek uit Bantam een gedeelte van deze lading naar de Witte Leeuw is overgebracht. Het gebeurde vaker dat een lading uit een andere handelspost op het laatste moment arriveerde en verdeeld werd over de retourschepen. De in de staten van de Vlissingen vermelde vormen komen overeen met die geborgen uit de Witte Leeuw (hier wordt later verder op ingegaan).

Een nog grotere hoeveelheid porselein stond vermeld op de staten van de op 25 oktober 1614 uit Bantam vertrokken Gelderland. De Gelderland werd samen met de Banda en de Geünieerde Provinciën op de terugtocht in het begin van 1615 bij het eiland Mauritius door een orkaan getroffen en verwoest. De 69.057 op hun inventarislijst vermelde stukken betroffen schotels, kommen en 25.230 brandewijn- of jeneverkopjes die verpakt waren in tien kratten (25.230 pimpelkens in 10 tobbe). Deze zijn identiek aan de kommen die uit de Witte Leeuw tevoorschijn zijn gekomen (afb. 2). Een van de andere gezonken schepen, de Banda, werd in 1981 geborgen door de Franse duiker Jacques Dumas. Onder het porselein bevindt zich een groep schotels met afmetingen en decoraties die vergelijkbaar zijn met de op het strand aangespoelde scherven uit het Gelderland-wrak. Deze schotels zouden privé kunnen zijn aangekocht als dinerservies (afb. 3).

Keramiek uit de Witte Leeuw

Van 1979 tot 1982 werd er bij het Rijksmuseum Amsterdam een project georganiseerd om de grote hoeveelheid gebroken porseleinfragmenten uit te zoeken en te identificeren. Met behulp van vrijwilligers kon het grootste gedeelte geïdentificeerd worden en kon er een typologie van de soorten porselein worden gemaakt. De volgende categorieën werden geïdentificeerd: gewone Chinese gebruiksgoederen (minyao), zoals rijstkommen, soepkommen, schoteltjes (voor zuurgoed), wijnkoppen van verschillende afmetingen, enkele wijnpotten en een paar kleine dekselpotten (voor gember of zuurgoed) (afb. 4-7). De meerderheid van het geborgen porselein werd geïdentificeerd als wat normaliter wordt aangeduid als ‘kraakporselein’. Tijdens de eerste helft van de zeventiende eeuw gebruikten de Engelsen de term ‘carrack’ en de Hollanders de termen ‘kraak’, ‘kraken’ of ‘crake’ om een bepaald type Portugees handelsschip aan te duiden en niet om Chinees porselein mee te beschrijven.

De combinatie ‘kraak porselein’ kwam in zwang in de tweede helft van de zeventiende eeuw, maar eerst in de betekenis van ‘oud’ of ‘antiek’ porselein. Het type is voornamelijk te onderscheiden van andere types Chinees porselein door de niet-Chinese vormen zoals borden, schotels, clapmutsen en hoge kommen. Het is op de rand of buitenzijde beschilderd met een karakteristiek patroon van blauwe panelen op een witte ondergrond en de centrale decoratie bestaat meestal uit een landschap met vogels, een bloemenboeket of een groep Chinese symbolen zoals een boeddhistische waaier, vliegenkwast en meer.1

Het met panelen gedecoreerde kraakporselein werd samen met goederen voor de lokale markt geproduceerd in verscheidene particuliere ovens nabij Jingdezhen. De meeste van deze in massa geproduceerde stukken waren slordig beschilderd, maar er werden ook stukken van hoge kwaliteit met goed geschilderde scènes geproduceerd. De laatste zijn vooral te vinden in Midden-Oosterse collecties, zoals het heiligdom in Ardebil, Iran en het Topkapi Saray in Istanbul.2

  • 1Hierbij dient te worden opgemerkt dat dit patroon van panelen niet voorkomt op gangbare Chinese vormen. Chinese wetenschappers stellen dat in de Chinese kunstterminologie het meestal wordt gebruikt om specifieke patronen met een ‘open’ aspect aan te duiden, zoals een rondeel, een paneel of een cartouche. Daarom wordt in China vaak de term kaiguang ci (keramiek met een open decoratie) gebruikt om kraakporselein te beschrijven.
  • 2De consensus van archeologen in Jingdezhen is dat de meeste met panelen gedecoreerde scherven opgegraven uit de Guanyinge vindplaats van betere kwaliteit zijn dan die uit andere gebieden. Het is nu bekend dat in dit gebied goed opgeleide pottenbakkers en ontwerpers werkten die hier kwamen na de sluiting van de keizerlijke ovens in 1608 (het 36ste jaar van de Wanli-periode). Waarschijnlijk zijn de prachtig met panelen beschilderde kraakschotels uit de collecties in Ardebil en Topkapi geproduceerd in dit gebied.

Een hoeveelheid aan vormen is gevonden op de Witte Leeuw, hieronder een opsomming van de meest belangrijke soorten:

  • Grote schotels met een platte rand en met een diameter van 50 cm. Er zijn ongeveer vijfentwintig tot dertig stukken van dit type en elk is verschillend gedecoreerd, sommige hebben een bijzondere centrale decoratie (afb. 8). Een bijkomend belangrijk aspect van dit type is dat de onderzijden ongeglazuurd zijn.
  • Het meest in trek waren de schotels met een platte rand met een diameter van 20-21 cm (afb. 9). Ze zijn meestal gedecoreerd met symbolen en linten of een vogel of krekel op een rotsblok, rudimentair geschetst, en veel schotels zijn scheef of onregelmatig. Dit type werd in grote hoeveelheden besteld aangezien ze gebruikt konden worden als tafelgoed, zoals de dagelijkse tinnen schotels die in die tijd in Europa gebruikt werden. In 1607 werd deze bestelling geplaatst: ‘we willen een aantal schalen…. We gebruiken elke dag/ een hoeveelheid zoals onze tinnen schotels’ (een partie gelick ons tinne sausyeren syn). Op het schilderij door Willem Claesz. Heda is het gebruik van tinnen borden die dagelijks gebruikt werden in de Nederlanden in die periode te zien (afb. 10). Deze borden zouden zelfs tot voorbeeld van de Chinese pottenbakkers gestrekt kunnen hebben.
  • Een andere voor de Chinezen onbekende vorm is een schaal zonder platte rand met een diameter van circa 20-21 cm. De binnenzijde heeft ronde gevormde medaillons in plaats van rechte panelen. Een grote hoeveelheid fragmenten werd geïdentificeerd, die tezamen ongeveer zestig tot zeventig complete stukken vormen. Deze schalen zijn fijner gevormd dan het voorgaande type en de decoraties zijn zeer gevarieerd en vaak verfijnd geschilderd (afb. 11).
  • Er zijn ongeveer vijftig zogenaamde clapmutsen met een diameter van circa 20 cm en maar een gering aantal van het kleinere type (afb. 12). De Nederlandse benaming clapmuts voor een ondiepe kom met een platte bloemvormige rand komt hoogstwaarschijnlijk van een type hoed met omgeklapte rand die in de zeventiende eeuw vaak gedragen werd door de Hollanders. De rand is vaak gedecoreerd met wat in China en onder kunsthistorici bekend staat als een taotie-masker. De vorm was populair aangezien deze voorkomt op de meeste bestellingen en verzendlijsten van de VOC en het is zeer waarschijnlijk dat deze stukken speciaal voor de Hollandse markt geproduceerd werden omdat je er perfect pap of soep uit kan eten.
  • Een groot aantal hoge kommen met een patroon van panelen (afb. 13) werd tussen de fragmenten van de Witte Leeuw gevonden in drie afmetingen variërend van 10 tot 14 cm diameter. Hun kwaliteit verschilt, de kleinere zijn grover gevormd terwijl de grotere verfijnder zijn en subtieler gedecoreerd. De kommen hebben verschillende aanduidingen gekregen. De VOC noemt hen cammeelscop (kameelkop) maar dit zou een verschrijving kunnen zijn van kandeelscop (kandeelkop). Vaak worden ze ook aangeduid als ‘kraaikommen’ omdat de centrale decoratie altijd bestaat uit een vogel op een rotsblok. De vogel is echter geen kraai maar een ekster (afb. 14).
  • Betrekkelijk weinig Zhangzhou-stukken zijn in de Witte Leeuw gevonden, wat erop kan duiden dat deze objecten eigendom waren van de bemanningsleden of dat ze gebruikt werden in de scheepskombuis. Zhangzhou-goed is gemaakt van een dikker soort porselein en kon dagelijks gebruikt worden in de kombuis. De grote schalen zijn gedetailleerd gedecoreerd met een feniks tussen bloeiende pioentakken, de kleinere soort is grof gedecoreerd met dezelfde decoratie (afb. 15).
  • Steengoed voorraadpotten zijn vaak tussen de wrakstukken gevonden. De meerderheid van dergelijke kruiken uit de Witte Leeuw komt uit de ovens van Zuid-China; de meeste zijn bedekt met een donkerbruin glazuur, sommige zijn gestempeld met een vierkant merk met daarin een Chinees karakter. De voorraadpotten werden gebruikt voor schoon water, wijn of om voedsel te conserveren voor de lange reizen (afb. 16).

De ontdekking en berging van de Witte Leeuw was het eerste zichtbare voorbeeld van een omvangrijke VOC-lading van Chinese keramiek en is tegenwoordig over de hele wereld bekend. Momenteel zet een team, waaronder de auteur, een gedigitaliseerde inventaris van de keramieken scheepsvondsten uit de Witte Leeuw op, gebaseerd op de officiële database met kleurenafbeeldingen van het Rijksmuseum. In de toekomst zijn we van plan om dit materiaal op Aziatischekeramiek.nl openbaar te maken.

Literatuur

C.G. Brouwer, ‘The Porcelain Trade to al-Mukha during the Early Seventeenth-Century according to Dutch Accounts’, Vormen uit Vuur, 175, nr. 2, 2001.

L. Blussé, ‘The Batavian Connection: the Chinese Junks and their Merchants’, in Van Campen and Eliëns (red.) 2014, pag. 97-109.

T. Canepa, T., Zhangzhou Export Ceramics. The so-called Swatow Wares. Londen, 2006.

J. Dumas et Atlas Films S.A., Fortune de Mer a l’ile Maurice, Parijs, 1981.

M. L’Hour, (red.), Le Mauritius. La Mémoire Engloutie, Parijs, 1989.

C. L. Van der Pijl-Ketel, C.L, (red.) The Ceramic Load of the ‘Witte Leeuw’ (1613).                                                                      Rijksmuseum Amsterdam, 1982.

__________’Chinese Ceramics for the Dutch market: Porcelain from seventeenth Century shipwrecks of the Dutch East India Company’. Transactions of the Oriental Ceramic Society, vol. 72, 2007-2008, pag. 43-51.

___________ ‘Kraak porcelain ware salvaged from shipwrecks of the Dutch East India Company’. In J. Welsh en L. Vinhais (red.), Kraak Porcelain. The Rise of Global Trade in the Late 16th and Early seventeenth Centuries, Londen/Lisbon, 2009.

__________’Dutch Demand for Porcelain. The maritime distribution of Chinese ceramics and the Dutch East India Company (VOC) , first half of the seventeenth Century. Dissertation, Leiden University, September 2021