Tea service for Maurits van Aerden and Constatia Helena ten Damme, China, 1740, porcelain with enamel colours, Rijksmuseum Amsterdam, AK-RAK-2005-1.

Reizigers die in de zeventiende eeuw Nederland bezochten, verbaasden zich vaak over de hoeveelheid Chinees porselein die zij bij mensen thuis aantroffen onder de verschillende lagen van de bevolking. Het is inderdaad bijzonder dat niet alleen welgestelden, maar ook mensen met een vrij bescheiden beurs blijkbaar graag porselein uitstalden op kasten, schoorsteenmantels en op randen van lambriseringen (afb. 1).

Het blauw-witte porselein uit China kwam precies op het goede moment. Economisch succes bracht in deze periode welvaart voor meer mensen dan voorheen. En de tijd vol tumult (de strijd tégen Spanje en vóór godsdienstvrijheid) zorgde voor mogelijkheden om stappen te zetten op de sociale ladder. Juist deze sociale stijgers hadden er geen probleem mee om hun succes te tonen en door middel van de laatste trend – een uitstalling van Chinees porselein – tot uitdrukking te brengen.

In de tweede helft van de zeventiende eeuw hadden mensen vaak zoveel porselein samengebracht in één ruimte dat men zo’n kamer een porseleinkamer zou kunnen noemen. De Oranjes speelden bij de ontwikkeling van die kamers een belangrijke rol. Amalia van Solms (1602-1675, afb. 2), echtgenote van de stadhouder, stelde in de jaren ’30 van de zeventiende eeuw in haar kunstkamer in het Oude Hof in Den Haag zoveel porselein op dat van een porseleinkamer gesproken kan worden. In een galerij in hetzelfde paleis liet zij drie planken aanbrengen waarop zij haar porselein uitstalde. De ontwikkeling van het porseleinkabinet zal echter op veel plekken organisch zijn verlopen. Uit boedelbeschrijvingen uit het eerste kwart van de zeventiende eeuw blijkt dat handelaren soms al honderden stukken in hun comptoir, hun werkkamer, hadden staan. Als je zoveel porselein efficiënt op planken wegzet in een vrij kleine kamer ontstaat vanzelf een magnifieke uitstalling: een voorloper van het weloverwogen porseleinkabinet.

Aan het einde van de zeventiende eeuw werd het bekendste meubel ontwikkeld voor porseleinliefhebbers: de porseleinkast, een grote kast op poten met glazen deuren (afb. 3). Richels zorgden ervoor dat borden tegen de achterwand konden staan met daarvóór de kleinere staande kommen en vazen. Architecten als Daniel Marot (1661-1752), die ook veel voor het stadhouderlijk hof werkte, maakte ontwerpen voor schoorstenen en wanden met een groot aantal consoles die plaats boden aan Chinees porselein (afb. 4).

Nadat heersers van de Qing-dynastie (1644-1912) in China hun macht definitief hadden gevestigd en de productie en handel opnieuw floreerden, was er aan het einde van de zeventiende eeuw een toevloed van porselein naar Europa. Dit zorgde voor een andere status van het tot dan toe zo felbegeerde materiaal. Tot die tijd was porselein niet of nauwelijks gebruikt als regulier serviesgoed, hooguit als kom of schaal om vruchten en zoetigheid te serveren. Nu werden series tafelborden geproduceerd en gebruikt. In de loop van de achttiende eeuw ontwikkelde zich de serviezen waarbij verschillende onderdelen allemaal op een uniforme manier waren vormgegeven en gedecoreerd (afb. 5).

Dit gebruiksgoed stond grotendeels weggeborgen in dichte kasten. De interieurs werden in de loop van de achttiende eeuw ook rustiger en leger en de volle porseleinuitstallingen verdwenen geleidelijk aan uit beeld. De verminderde waardering voor Aziatisch porselein hing ook samen met de ontwikkeling van porselein in Europa. In 1709 werd in Meissen voor het eerst in Europa porselein gemaakt en veel andere Europese fabrieken zouden volgen. Tot die tijd was Chinees en Japans porselein in technisch opzicht voor Europeanen een raadsel en een wonder, maar door de Europese ontdekking verloor de Aziatische keramiek aan glans. 

Waarschijnlijk werd het porselein wel bewaard – weggeborgen op zolders, want toen in Europa en de Verenigde Staten de liefde voor Chinees en Japans porselein aan het eind van de 19de eeuw weer opleefde, bleek Nederland de plek bij uitstek om oude stukken in te kopen.

Literatuur

C. Willemijn Fock, ‘Frederik Hendrik en Amalia’s appartementen: Vorstelijk vertoon naast de triomf van het porselein’, in: Peter van der Ploeg en Carola Vermeeren (red.), Vorstelijk Verzameld; de kunstcollectie van Frederik Hendrik en Amalia (tent.cat. Mauritshuis), Den Haag/ Zwolle, 1997, pp. 76-86.

A.M.L.E. Erkelens, ‘Die Porzellansammlung der Amalia von Solms: Aufstellungsweise und Einfluss in Deutschland‘, in: Siegfried Wollgast et al, Die Niederlande und Deutschland: Aspekte der Beziehungen zweier Länder im 17. und 18. Jahrhundert, Dessau, 2000, pp. 108-115.

J. van Campen, ‘Chinese and Japanese porcelain in the interior’, in: Jan van Campen en Titus Eliëns (eds.), Chinese and Japanese porcelain for the Dutch Golden Age, Zwolle, 2014, pp. 191-212.

Teresa Canepa, Silk, porcelain and lacquer; China and Japan and their trade with Western Europe and the New World, 1500-1644, Londen, 2016.