Groninger Museum

De collectie Chinees en Japans porselein van het Groninger Museum (afb. 1, hoofdfoto) behoort tot de oudste deelgebieden van het museale bezit. Vanaf de oprichting van het museum in 1894 vormen een aantal omvangrijke schenkingen en legaten van Groningse verzamelaars de pijlers waarop de Aziatische porseleincollectie is gebaseerd.

De belangstelling voor keramiek uit gebieden als China en Japan en het verzamelen daarvan bestond van oudsher al in de stad en provincie Groningen. Het museum weerspiegelt deze interesse, vooral met het grote aantal stukken Chinees en Japans exportporselein uit de periode van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) dat nu het belangrijkste en meest uitgebreide onderdeel van de collectie vormt, die in totaal ruim 9.000 stukken telt.

In de tweede helft van de negentiende eeuw ontstond in Europa, in reactie op de industrialisatie en massaproductie van gebruiksgoederen, een opleving van de belangstelling voor het ambachtelijke handwerk en in het verlengde daarvan voor in Azië gemaakte gebruiksvoorwerpen, met name porselein. In Nederland ziet men op dat gebied vooral in het noorden verzamelingen ontstaan, waarbij men kon putten uit ruime financiële middelen. Zo waren Mr. Albertus Nap (1834-1918) en Jhr. Mello Backer (1807-1883) zeer actief als collectioneurs en kochten ook op veilingen in Amsterdam en elders. Meer lokaal gevormd waren de collecties van Johannes Antonius Wreesman (1866-1929), Anna Geertruida van Aldringa Wichers (1857-1904), de zussen Arkema en van Elisabeth Boerema-Takens (1849-1928). Het zijn deze en andere particuliere verzamelingen die de basis gelegd hebben voor de huidige museum collectie. Deze kern, die rond 1920 al omstreeks 5000 stukken telde, is zeer gevarieerd en omvat niet alleen voorwerpen die ook nu tot de internationale topstukken gerekend kunnen worden, maar ook series borden, kopjes en schoteltjes die eerder gewoon tot de inboedel van de schenker behoorden.

Het aanbrengen van ordening in de collectie en het beschrijven ervan is voor een belangrijk deel te danken aan de inspanningen van conservator Minke A. de Visser (1898-1966), pro deo werkzaam van 1921 tot 1966). Zij richtte zich bij het vergroten en verdiepen van de verzameling zowel op de keramiek geproduceerd voor de binnenlandse markt in China en Japan, als op het naar Nederland geëxporteerde porselein. Haar belang voor het museum kan niet genoeg benadrukt worden. Naast haar werk voor de meubels, het zilver, de textiel en het glas hield zij zich vooral bezig met de Aziatische keramiek. Hoewel autodidact, groeide zij uit tot een internationaal gewaardeerde specialist die de verzameling structuur, kader en diepgang gaf. De Visser werkte in nauw overleg met Nanne Ottema, grondlegger van het Keramiekmuseum Princessehof in Leeuwarden, die zij zelf als een leermeester zag, hoewel Ottema erkende dat zij, in haar systematische en wetenschappelijk aanpak, inzicht en vakkennis zijn meerdere was. Een steunpilaar was Jan Menze van Diepen, een Groninger verzamelaar met wie zij veel optrok. Zij adviseerde hem inzake zijn collectie en samen kochten zij op veilingen en bij de handel. De Van Diepen collectie is nu gehuisvest in de Fraeylemaborg in Slochteren.

Na het overlijden van Minke de Visser werd Jenny M. Cochius tot haar opvolgster benoemd. Zij richtte zich hoofdzakelijk op keramiek gemaakt voor de Japanse en Chinese binnenlandse markt, bijvoorbeeld voorwerpen voor de Japanse theeceremonie. Zij werd op haar beurt in 1977 opgevolgd door Christiaan Jörg, die de lijn van De Visser doorzette, met een accent op de wisselwerking tussen Aziatische en Europese keramiek in vorm en versiering. Daarnaast richtte hij zich meer algemeen op exportkeramiek voor de westerse markt. Als nieuw en zeer interessant gebied diende zich het porselein uit scheepswrakken aan, dat zoveel nieuwe inzichten gaf in dateringen en in de herkenning van de typologie en versiering van dit exportporselein. Groningen is het enige museum dat van een aantal gedocumenteerde wrakvondsten een breed aanbod heeft, zoals bijvoorbeeld van het VOC-schip Geldermalsen (1752, afb. 2-3), de Diana (1817), een schip dat onder Engelse vlag voer en van de Ca Mau, een Chinese jonk dat zonk op weg naar Indonesië (circa 1730). Ondanks zijn pensionering in 2003 is de betrokkenheid van Jörg bij het museum onverminderd voortgezet. De collectie groeit nog steeds, voornamelijk door zijn bemiddeling, en zijn kennis en inzicht zijn essentieel bij het verder ontsluiten ervan, bijvoorbeeld door tentoonstellingen en publicaties. 

Vandaag de dag kan in het museum een gevarieerd overzicht getoond worden uit de verschillende subgroepen, zoals kakiemon porselein uit Japan, het Chine de commande, het Yixing en het blauw-witte Kangxi gebruiksgoed (afb. 4-11). Het kraakporselein is met bijna alle bekende vormen en typen goed vertegenwoordigd, het overgangsporselein telt enkele unieke stukken en ook bij het famille verte en het Japanse imari worden prachtige en belangrijke voorbeelden aangetroffen (afb. 12-15). Interessant is bovendien de deelcollectie Delfts aardewerk met op Chinees en Japans porselein geïnspireerde motieven en vormen, een voorbeeld van de manier waarop porselein uit deze gebieden in Nederland een bron van inspiratie vormde voor de lokale kunstnijverheid.               

Bezoek hier de website van het Groninger Museum.